In deze paragraaf gaan we in op de ontwikkelingen in 2026 ten opzichte van 2025.
Aanpassingen in begrotingsdocument
In dit begrotingsdocument gaan we verder met de in 2024 ingezette verbeterstappen van de kwaliteit van de P&C-producten en de sturingsmogelijkheden voor de VV in de toekomst. In deze begroting hebben wij met name verder gewerkt aan het concreter formuleren van de doelen, effecten en activiteiten in de (programma)teksten.
Daarnaast hebben wij enkele wijzigingen in de prestatie-indicatoren toegepast en enkele aanpassingen in de programmalijnen. Deze lichten wij hieronder toe.
Programma Waterkeringen en waterbewustzijn
De afgelopen jaren hebben we met succes ingezet op het vergroten van waterbewustzijn en gedragsverandering. Voor nu is de keuze om de acties en werkzaamheden voor gedragsbeïnvloeding een vast onderdeel te maken van onze communicatie in de reguliere organisatie. Binnen het programma Waterkeringen en waterbewustzijn vervalt daarom de programmalijn Waterbewustzijn, conform de Kadernota. Hierdoor wijzigt de naam van het programma naar Waterkeringen.
Programmalijn Informatievoorziening
De aangepaste doelstelling van de programmalijn Informatievoorziening (programma Organisatie en bedrijfsvoering) dekt meer de lading. Onder andere is aangevuld dat de programmalijn ondersteunend is aan de besluitvorming.
Programmalijn Regulering en dienstverlening
De programmalijn Regulering en dienstverlening binnen het programma Organisatie en bedrijfsvoering passen wij aan naar Regulering en handhaving. Deze naam dekt de lading qua inhoud.
Programmalijn Digitale transformatie
De aangepaste doelstelling dekt meer de lading. Met name de samenhang met andere elementen zoals data en verantwoordelijkheden is expliciet benoemd.
Nieuwe prestatie-indicatoren
Binnen het programma Waterkwaliteit vervalt de prestatie-indicator (PI) Ecologische sleutelfactoren (ESF). De PI geeft onvoldoende zicht op ontwikkelingen in de waternatuur. Het is niet simpel één indicator voor de vooruitgang van de waternatuur te tonen. Daarom hebben we gekozen voor opnemen van het genuanceerde beeld aan de hand van een aantal indicatoren in de voortgangsrapportage waterkwaliteit in plaats van in de begrotingscyclus.
Binnen het programma Waterketen staat een nieuwe prestatie-indicator (PI): 'Percentage naleving lozingseisen'.
Vanuit het Besluit Activiteiten Leefomgeving en Maatwerkbesluit Lozingen AWZI’s moeten we voldoen aan de lozingseisen uit de omgevingsvergunning. Deze PI geeft de mate aan waarin we voldoen.
Binnen het programma Organisatie en bedrijfsvoering staan de volgende nieuwe PI's:
Binnen de programmalijn Digitale transformatie de PI die aangeeft welk percentage van
de medewerkers een AI-geletterdheid training hebben gevolgd.
Binnen de programmalijn Informatievoorziening PI 's die aangeven:
- Het percentage afdelingen met benoemde databeheerrollen;
- Het percentage Arda-trainingen die bestuurders en medewerkers hebben gevolgd.
De streefwaarden van de PI's staan in hoofdstuk 3 bij de betreffende programmalijnen.
Financiële ontwikkelingen
Nieuw belastingstelsel en kostentoedelingsverordening 2026
Per 1 januari 2026 treedt het nieuwe belastingstelsel voor de waterschappen in werking. Dit heeft gevolgen voor zowel de watersysteemheffing als de zuiveringsheffing. Delfland vertaalt de gevolgen voor de watersysteemheffing in een geactualiseerde kostentoedelingsverordening 2026 en daarmee ook in de berekeningen van de belastingopbrengsten voor de watersysteemheffing.
Voor de zuiveringsheffing geldt dat wij voor de separate afvalwaterstromen, het afvalwater van bedrijven die afvalwater via een andere weg dan de gemeentelijke riolering lozen, privaatrechtelijke afspraken moeten maken. Dit mag niet langer via de zuiveringsheffing worden bekostigd. Hiertoe treft Delfland in 2025 de voorbereidingen om met ingang van 2026 de privaatrechtelijke overeenkomsten gereed en in werking te hebben.
Nieuw voor Oud
In 2024 startte een besparingsprogramma onder de naam Nieuw voor Oud . Dit loopt tot en met 2029. Nieuw voor Oud betekent dat we nieuwe opgaven binnen bestaande formatie en budgetten financieren. Daarnaast geeft de ambtelijke organisatie invulling aan diverse efficiencymaatregelen.
In de Kadernota 2026 heeft de ambtelijke organisatie voor 2026 een structurele besparing van € 2,6 miljoen gevonden, oplopend tot € 6 miljoen in 2029. Daarnaast heeft het dagelijks bestuur keuzes gemaakt. Het totaal aan bestuurlijke keuzes loopt op naar een totale structurele besparing van € 8,7 miljoen in 2029.
De invulling aan de taakstelling Nieuw voor Oud, zoals opgenomen in de Begroting 2025, door middel van de diverse gemaakte keuzes valt niet zelfstandig te kwantificeren, omdat ook financiële claims voor diverse nieuwe ontwikkelingen in de Kadernota 2026 zijn gehonoreerd. Tegenover de bestuurlijke keuzes staat nog € 2,4 miljoen aan extra uitgaven.
In totaal komt het neer op € 6 miljoen efficiency, € 8,7 miljoen bestuurlijke keuzes en € 2,4 miljoen aan extra opgaven. Het financiële resultaat van de kadernota bedroeg € 12,3 miljoen aan structurele besparingen.
'Begroting 2026 = Kadernota 2026 tenzij'
De Begroting 2026 is de uitwerking van het WBP 6 en de Kadernota 2026 in concrete doelen, prestatie-indicatoren, activiteiten en financiën per programmalijn.
Het uitgangspunt voor de financiële middelen is daarom 'Begroting 2026 = Kadernota 2026 tenzij’ . Hierbij zijn wijzigingen ten opzichte van de financiële kaders uit de Kadernota 2026 alleen toegestaan indien deze onvermijdbaar zijn.
1.3.1 Tabel: Van Kadernota 2026 naar Begroting 2026
Netto Kosten | 2026 | 2027 | 2028 | 2029 | 2030 | |
|---|---|---|---|---|---|---|
Kadernota 2026 | 301,6 | 308,2 | 317,9 | 329,1 | 351,7 | |
Begroting 2026 | 300,8 | 305,8 | 309,8 | 322,3 | 340,6 | |
Verschil | -0,8 | -2,4 | -8,2 | -6,8 | -11,2 | |
- Kapitaallasten | 3,1 | 1,2 | -2,3 | -2,1 | -6,0 | |
- Ombuigingen, efficiency en Nieuw voor Oud* | -2,1 | -2,7 | -1,7 | -1,9 | -4,5 | |
- Personeelsbegroting | 0,6 | -0,9 | -1,1 | -1,3 | -1,3 | |
- Autonome ontwikkelingen | 1,8 | 1,1 | -1,2 | 1,8 | 2,3 | |
- Stelpost indexatie | -0,7 | -0,8 | -1,0 | -2,5 | -2,9 | |
- Molenvlietpark | -2,9 | |||||
- Overige posten | -0,6 | -0,3 | -0,9 | -0,8 | 1,2 | |
Totaal mutaties | -0,8 | -2,4 | -8,2 | -6,8 | -11,2 | |
* Dit is een maximale inschatting, het is onzeker of deze volledig gerealiseerd kan worden.
Hieronder staat de toelichting met financiële afwijkingen in de Begroting 2026 ten opzichte van de Kadernota 2026.
- Kapitaallasten (afschrijvingen en rente): in het begrotingsproces hebben wij de kaders/uitgangspunten uit de Kadernota nauwkeuriger doorgerekend.
- Ombuigingen, efficiency en Nieuw voor Oud : in de Begroting 2026 zijn extra besparingen opgenomen ten opzichte van de Kadernota 2026.
- Personeelsbegroting: in de begroting rekenen we met een cao-loonstijging in 2027 van 3%. In de Kadernota 2026 was dat een stijging van 3,5%. En wij hebben de personele bezetting ten opzichte van de Kadernota 2026 nauwkeuriger berekend.
- Overige autonome ontwikkelingen: onder andere de structurele doorwerking van de mutaties uit de Bestuursrapportage (Burap).
- Stelpost indexatie: voor inflatie nemen we in de begroting en meerjarenraming jaarlijkse stelposten op voor prijsontwikkelingen. Hiervan hebben we in 2026 € 0,7 miljoen laten vrijvallen ter compensatie van prijsstijgingen in bijvoorbeeld contracten.
- Molenvlietpark: de voorgenomen bijdrage van Delfland schuift al jaren door. Voorlopig is nog onvoldoende duidelijkheid over de uitvoering door de gemeente Den Haag. Deze bijdrage wordt tot nader order uitgesteld. Dit geldt ook voor de onttrekking uit reserve ter dekking van de bijdrage.
- Overige posten: dit zijn diverse kleinere restposten.
1.3.2 Tabel: Exploitatie
Exploitatiesaldo | Rekening 2024 | Begroting 2025 | Begroting 2026 |
|---|---|---|---|
Totaal lasten | 305.059 | 319.792 | 330.248 |
Totaal baten | -328.639 | -332.167 | -350.491 |
Saldo baten en lasten | -23.581 | -12.375 | -20.243 |
Mutatie reserves | |||
Toevoeging aan reserves | 22.968 | 17.724 | 25.233 |
Onttrekking aan reserves | -9.741 | -5.349 | -4.900 |
Geraamd resultaat | -10.353 | 0 | 0 |
Exploitatieresultaat
Het voordelig exploitatieresultaat voor bestemming in 2026 is € 20,2 miljoen. Dit is € 7,9 miljoen hoger ten opzichte van het exploitatieresultaat uit de Begroting 2025.
De oorzaak van het hogere resultaat in de Begroting 2026 ligt in € 10,4 miljoen hogere kosten en € 18,3 miljoen hogere opbrengsten.
In tabel 1.3.3 staat een samenvatting van de grootste stijgingen en dalingen in de lasten. De overige posten zijn gesaldeerd opgenomen.
1.3 .3 Tabel: Samenvatting grootste afwijkingen lasten
Omschrijving | Bedragen (* € 1 miljoen) |
|---|---|
Bijdrage aan gemeente voor renovatie gemaal Heemraadplein | 3,1 |
Hogere kosten voor afvangen rivierkreeften | 2,4 |
Hogere kosten voor baggerwerkzaamheden als gevolg van toegenomen afzet- en transportkosten, elektrificeren van de uitvoering en een grote baggeropgave in moeilijk bereikbare gebieden. | 1,5 |
Uitvoeren bodemsanering | 1,3 |
Stijging kapitaallasten | 1,8 |
Stijging dienstverleningsvergoeding PPS | 1,0 |
Kosten voor inrichten van extra storage en back-up en toename kosten voor archiefdiensten | 0,9 |
Hogere bijdragen aan verbonden partijen (Aquon, Waterschapshuis, Muskusratten, RBG) | 1,6 |
Besparing door diverse efficiencymaatregelen op o.a. maaien, onderhoud en advieskosten. | -0,7 |
Afname kosten energie | -0,4 |
Besparing op kosten voor transport en afvoer i.v.m. aanleg van eigen baggerspeciedepot | -0,4 |
Diverse overige kostenstijgingen en dalingen | -1,7 |
Totaal toename lasten | 10,4 |
Naast de bijdrage aan de renovatie gemaal Heemraadplein is de toename van de kosten met name gerelateerd aan waterkwaliteit en waterkwantiteit (afvang rivierkreeften, baggeren en bodemsanering). In totaal circa € 8,3 miljoen.
De kosten voor schoonmaak, catering, beveiliging, bijdragen aan verbonden partijen, de dienstverleningsvergoeding PPS nemen toe. Deze toename is voornamelijk het gevolg van inflatie en indexatie uit de betreffende contracten en deels van volumewijzigingen.
Daarnaast maakt Delfland in 2026 kosten voor extra storage en back-up en archiefdiensten.
De kapitaallasten nemen toe door de stijging van de rentelasten. De rente valt hoger uit over de financiering die we in 2026 aantrekken voor de verwachte investeringsprojecten.
Naast stijging is sprake van daling van kosten. In de Begroting 2026 staan diverse kostenverlagingen door ombuigingen en efficiency uit de Kadernota 2026.
1.3 .4 Tabel: Samenvatting grootste afwijkingen baten
Omschrijving | Bedragen |
|---|---|
(* € 1 miljoen) | |
Stijging belastingopbrengsten | 20,8 |
Toename opbrengsten leges | 0,1 |
Subtotaal toename baten | 20,9 |
Daling rentebaten | -0,6 |
Daling opbrengsten uit verkoop groen gas, verkoop van vloeibaar CO2 en duurzaamheidscertificaten. | -0,4 |
Lagere subsidie natuurbeheer t.b.v. onderhoud primaire waterkeringen | -0,1 |
Daling baten uit verkopen grond | -0,4 |
Incidentele hogere bijdrage van Rijnland en Schieland en de Krimpenerwaard in 2025 t.b.v. inhuur centrale salarisadministratie valt weg | -0,4 |
Afname diverse overige opbrengsten | -0,7 |
Totale toename baten | 18,3 |
De stijging van de baten komt grotendeels door de belastingopbrengsten. De hogere belastingopbrengsten worden veroorzaakt door inflatie en toenemende loonkosten. Daarnaast passen we een drietal opslagen toe in 2026:
- 3% voor de investeringen in de Vergulde Hand en als gevolg van de strengere Europese richtlijnen stedelijk afvalwater (ERSA). Deze opslag was reeds besloten met de vaststelling van de Begroting 2024 en Meerjarenraming 2025-2028.
- Om een sluitende begroting en meerjarenraming te realiseren, verhogen we de komende vijf jaar de heffingen met 0,5% per jaar (in 2030 opgelopen tot 2,5%). Binnen de watersysteemheffing houden we hierdoor middelen over. Deze worden toegevoegd aan de tariefegalisatiereserve. Vanaf 2030-2031 wordt de reserve onttrokken om onder andere de hogere bijdrage aan het HWBP te dekken.
- De laatste inzichten geven aan dat de investeringen als gevolg van ERSA hoger gaan uitvallen. Hiervoor voeren wij voor de zuiveringsheffing een extra opslag van 2% in.
In paragraaf 2.2 gaan wij hier verder op in.
De verschillen tussen 2025 en 2026 voor zowel de kosten als de opbrengsten lichten we in dit document toe.
In hoofdstuk 3 Programmaplan lichten we de mutaties per programmalijn toe. De financiële toelichtingen in hoofdstuk 3 worden ten opzichte van de begroting 2025 beschreven.
In paragraaf 5.1 Exploitatierekening naar kosten- en opbrengstensoorten geven we op het niveau van kosten en opbrengsten een toelichting.
