De meerjarenraming 2027-2030 heeft een indicatief karakter. Allereerst geldt elk jaar bij de meerjarenraming het voorbehoud dat we in het proces van kadernota en begroting definitieve voorstellen voor dat jaar doen. Voor de raming 2027-2030 gelden bovendien de volgende bijzonderheden:
- In 2030 vindt een eerste extra bijdrage van € 12 miljoen aan het HWBP plaats. In de jaarlijkse programmering van dit programma is er in de jaren 2030-2036 met de huidige bijdragen van waterschappen en Rijk te weinig budget beschikbaar om alle geplande projectfasen te financieren. Een belangrijke achterliggende oorzaak is dat de kosten van HWBP-projecten de laatste jaren sterker stegen dan de stijging van de bijdragen van de waterschappen en het Rijk aan het HWBP. Daarom is besloten de bijdragen van zowel de waterschappen als het Rijk voor de periode 2030-2036 te verhogen.
- Voor 2026 en 2027 is incidenteel extra budget voor voorbereiding en wegvangen van rivierkreeften ingeboekt.
- De rentelasten nemen toe door het aantrekken van nieuwe leningen. In 2.2 gaan we hierop verder in.
- Er wordt gereserveerd voor toekomstige investeringen (De Vergulde Hand en de ERSA). Ook na 2030 wordt gereserveerd om de kapitaallasten te kunnen dekken en aflossingen van (nieuwe) leningen te kunnen doen. In 2.2 gaan we hierop in.
- De laatste inzichten geven aan dat de investeringen ERSA hoger gaan uitvallen. Daarnaast worden nieuwe waterbergingsgebieden ontwikkeld. Hiervoor gaan we extra reserveren. In 2.2 gaan we hierop in.
- De toevoegingen aan de egalisatiereserve AWZI Harnaschpolder lopen tot en met 2030. Vanaf 2031 onttrekken we aan de reserve om de hogere lasten te dekken.
We lichten de meerjarenraming niet per programma toe. Wel geldt voor alle programma’s dat de kosten toenemen als gevolg van stijgende prijzen, cao-ontwikkelingen en de raming van de kapitaallasten op basis van de investeringsagenda. Voor de hogere kosten als gevolg van inflatie geldt dat hiervoor vanaf 2027 een raming is opgenomen in het programma Financiën.